Groene groei: wat kunnen we vandaag doen om straks te oogsten?

24.09.2024 Robin Quax Programmamanager hernieuwbare elektriciteit bij TKI Urban Energy

Groene groei: wat kunnen we vandaag doen om straks te oogsten?

Onze Europese maakindustrie staat onder grote druk. Oude, op fossiele energie gebaseerde industrie worstelt met haar bestaansrecht in een klimaatneutrale economie en verdwijnt door concurrentie steeds vaker naar het buitenland. Nieuwe, netto-nul-maakindustrie heeft het moeilijk om voldoende schaalgrootte te bereiken om levensvatbaar te zijn. Terecht dat Koning Willem Alexander in de troonrede van afgelopen Prinsjesdag aandacht had voor groene groei. Zijn vraag: “wat kunnen we vandaag doen om straks te oogsten?” onderstreept de urgentie. Voor de zonnesector, waaronder de productiebedrijven uit het SolarNL consortium, is een snel en concreet antwoord essentieel. Maar wat moet er dan precies gebeuren? Het recente rapport van Mario Draghi, The Future of European Competitiveness, biedt uitstekende handvatten.

Even opfrissen: waarom is een eigen maakindustrie ook alweer belangrijk? Europa profiteerde lang van goedkoop Russisch gas en werd er van afhankelijk. De Russische inval in Oekraïne en het inzetten van gaslevering als machtsmiddel door Rusland veroorzaakten een grote energiecrisis in Europa. In zo’n twee jaar tijd hebben Europese landen ca. 800 miljard (!) euro publiek geld besteed aan het verlichten van de lasten voor huishoudens en bedrijven. Goedkoop bleek duurkoop.

Europa is nu op een vergelijkbare manier afhankelijk van China voor veel technologie die we nodig hebben voor de energietransitie. Zonnepanelen, batterijen en in toenemende mate elektrische auto’s, warmtepompen en windmolens: we kopen ze goedkoop in China. Voor nu profiteert Europa van de lagere prijzen. De misstanden en vervuiling in de productieketen staan we schoorvoetend toe, want de energietransitie moet door. Dat verdient al niet de schoonheidsprijs. Maar mogelijk nog erger: deze afhankelijkheid kan zich in de (nabije) toekomst tegen ons keren en als machtsmiddel ingezet worden door China.
Door een eigen maakindustrie te ontwikkelen, wordt Europa weerbaarder op het wereldtoneel. Strategische autonomie en de energietransitie zijn met elkaar verweven, of we dat nu leuk vinden of niet.

En die eigen maakindustrie creëert ook grote verdienkansen. We weten zeker dat we tot 2050 nog grote hoeveelheden zonnepanelen, batterijen, EV’s, etc. nodig hebben en dat er daarna een stabiele grote vervangingsmarkt zal zijn. Aan marktvraag geen gebrek! Zo werken de voordelen van een eigen maakindustrie twee kanten op: we voorkómen een volgende energiecrisis en daarmee  hoge kosten én we creëren ondertussen hoogwaardige banen en een groeiende economie met de eigen productie.

Waarom komt die industrie dan niet vanzelf? Voor nu geldt dat productie in Europa, voor zonnepanelen en voor de andere netto-nul-industrieën duurder is dan in China. Dat ligt aan de kleine schaal en duurdere energie, grondstoffen en arbeid in Europa én de grootschalige staatssteun van China aan haar eigen industrie. Opschaling en innovatie kunnen het grootste deel van dat prijsverschil wegnemen. Maar op basis van prijs of technologische voorsprong alleen gaat de Europese industrie het niet redden.

Wat moeten we nu gaan doen? We beginnen zeker niet bij nul. Europa heeft een belangrijke stap gezet met het aannemen van de Net Zero Industry Act (NZIA). De NZIA geeft veel mogelijkheden en deels zelfs verplichtingen voor nationale overheden om de netto-nul-maakindustrie te steunen. Hoe lidstaten de tijdslijn van de NZIA kunnen versnellen wordt helder samengevat in het recente rapport van Draghi. De belangrijkste maatregelen die Nederland nu kan nemen:

Eis een minimaal percentage lokale productie in zowel Contract-for-difference tenders zoals de SDE++ (en opvolger daarvan), als in publieke inkoopacties

Beloon duurzaamheid en lokale producten in nationale stimuleringsregelingen voor consumenten en bedrijven, zoals de ISDE subsidie.

Zet 25% van de inkomsten vanuit het ETS in voor de ondersteuning van nieuwe productiefaciliteiten.

Mobiliseer meer private investeringen in clean tech door in samenwerking met de EIB en InvestNL het risico op deze investeringen te verlagen.

De overheid kan dus een cruciale rol pakken als aanjager van de markt en het ontsluiten van private investeringen voor de netto-nul-maakindustrie. Is dat genoeg? Nee, nog niet. Naast private equity en venture capital partijen, die nu al in clean tech investeren, moeten ook institutionele beleggers zoals pensioenfondsen zich bij de coalition of the willing voegen om voldoende schaal te kunnen halen.

Ten slotte kan de ontluikende herwaardering voor Made in Europe en daarmee de bereidheid bij burgers en bedrijven om iets meer te betalen voor eerlijke en lokale producten nog een flinke duw gebruiken.

Naar vrije interpretatie van het oude Chinese gezegde: het beste moment om een netto-nul-maakindustrie op te bouwen was 20 jaar geleden. Het op een-na-beste moment is vandaag.